1. Controleer om de 2 weken uw oliepeil
Gebruik jij je wagen (bijna) dagelijks? Dan raden we je aan om het oliepeil om de twee weken even te checken. Gebruik voor de controle de peilstok. Die vindt je meestal aan de zijkant van je motor. Op de peilstok staan twee merktekens. De ene geeft het minimumpeil aan, de andere het maximumpeil. Zorg ervoor dat je oliepeil altijd ergens tussen de twee in blijft. Een tekort aan olie is erg schadelijk voor je motor, vermijd het dus te allen tijde. Maar een teveel is ook overbodig. Dat kost je alleen maar geld en kan lekken veroorzaken.
2. Laat de motor minstens 10 minuten afkoelen
Heb je net met uw wagen gereden en wil je het oliepeil controleren? Wacht dan op zijn minst 10 minuten vooraleer je aan de slag gaat. Verzeker jezelf ervan dat de wagen op een mooi horizontaal vlak geparkeerd staat. Dan is de olie zeker weer in het reservoir gezakt en kan je de hoeveelheid olie dus correct peilen.
3. Kies de juiste motorolie
Niet zeker welke olie je auto nodig heeft? Raadpleeg dan eerst even de ideale viscositeitsindex (de vloeibaarheid van de olie dus) voor jouw wagen. Deze info vind je terug in de handleiding. Hou ook rekening met het brandstoftype, de leeftijd van je voertuig en de temperatuur (je wagen heeft mogelijk andere olie nodig naarmate het warm of koud is). Ook je rijgedrag speelt een rol. Heeft je wagen een oude motor, die zwaar wordt belast? Dan zijn additieven soms aangewezen.
4. Open het juiste reservoir
Let goed op dat je niet per ongeluk de olie in de koelwatertank of in het ruitenwisservloeistofreservoir giet. Het symbooltje voor het oliereservoir ziet er doorgaans zo uit :